dinsdag 31 oktober 2006

Flaubert's portret

Flaubert_inedit Op 18 november zal in Frankrijk een daguerréotype worden geveild, waarop mogelijk Gustave Flaubert is afgebeeld. Aanbieder is de Amerikaanse fotografie-historicus John Wood. Hij kocht het portret in 1983 in Parijs en is zeker van de authenciteit. Het portret zou in 1846 zijn gemaakt. Flaubert was toen 25 jaar oud. Op het eerste gezicht toont het portret weliswaar een veertiger; maar, de auteur van Madame Bovary was vroeg kalend. Het fragment van het damesportret, linksboven, zou een gravure betreffen van Gustave's maîtresse Louise Colet. Een dergelijke weergave van deze gepijpkrulde dame - hier met pofmouwen en diep décolleté - is míj niet bekend.



Lecaire2_1 Flaubert’s vroegst bekende foto werd gemaakt door zijn vriend Maxime du Camp tijdens hun reis door Egypte in 1850. Zijn in regionale kleding gehulde gestalte vormt slechts een ‘voetnoot’ in Du Camp’s opname. Een voetnoot zónder voeten nog wel. (Ik plukte mijn exemplaar van het internet en weet (nog) niet of de gehele foto werd afgebeeld). Flaubert heeft een stevige baard en is nog net te herkennen aan zijn hamsterwangen. Juist het ontbreken van die wangen, doen mij twijfelen of de man op de daguerréotype en de man op de foto van Du Camp één en dezelfde persoon waren.



Zie ook het artikel door Emmanuel de Roux: Le Monde.



maandag 30 oktober 2006

Branly

Een van mijn eerste stukjes voor mijn weblog ging over het Branlymuseum in Parijs. Door mijn onhandigheid had ik het gewist. Door toedoen van mijn digitaal begaafde broer, heb ik m'n tekstje achterhaald en opnieuw geplaatst.



Afbeelding_045_1Ooit was het Parijse Musée de l'Homme op hiërarchische wijze ingedeeld. Van de dageraad der mensheid ging het, via onderontwikkelde volkeren als papua's (stenen bijlen), griezels als Amazone-indianen (curarepijltjes) en Eskimo's (vissticks), naar de contemporaine Westersche Mensch. Ik vrees dat de gemiddelde westerling nog altijd op dezelfde manier kijkt naar inwoners van Irian Jaya, de oorspronkelijke bewoners van het Braziliaanse Regenwoud, of de Inuït. Maar, overheden doen hun best het gemene volk conform de intellectuele perceptie van de afgelopen halve eeuw, gelegenheid te verschaffen anders te kunnen kijken naar wat anders is.



Afbeelding_209 Ondanks de plafondschilderingen door aboriginals, weet ik niet of men daarin is geslaagd met het nieuwe ethnografische museum. Dit enkele maanden geleden opengestelde museum, wordt simpel 'Branly' genoemd naar de Seinekade waaraan het is gelegen. Édouard Branly, waarnaar die kade weer is vernoemd, had overigens weinig van doen met ethnografie; hij was natuurkundige. Op het eerste gezicht blijft ook dit museum een visie op niet-westerse samenlevingen, gezien door westerse brillenglazen.



Afbeelding_200 Toch is het museum interessant. Primair vanwege de omvangrijke collectie van prachtige traditionele kunst- en gebruiksvoorwerpen. Daarnaast is het gebouw met bijbehorende tuin een aanwinst voor de stad. Het gebouw van Jean Nouvel vormt een aardige terra cottakleurige dissonant op de deftige grijsgele Seine-oever. Vanuit diverse gezichtshoeken speelt het een vrolijk spel met die andere dissonant: de toren van Eiffel. Nouvel's visitekaartje blijft zijn gegoochel met klimaatbeheersing. Bij het Branly valt zijn geperforeerde vensterbedekking op.



Afbeelding_292 De tuin loopt vanaf de Seinezijde onder de buik van het gebouw door naar de rue de l'Université. Ontwerper is landschapsarchitect Gilles Clément (o.a. van het park bij de Défensepoort). Spectaculair is het aanzicht van het kantorengedeelte aan de quai Branly. In samenwerking met Clément, ontwierp botanist Patrick Blanc een verticale tuin. Voorbijgangers houden hier hun pas in; kijken met open mond langs de groene gevel omhoog; betasten de vegetatie; fotograferen elkaar met hun mobieltjes.



Het museum



De architect



De landschapsarchitect



De botanist



zaterdag 28 oktober 2006

Brassens

Jp_leloir Georges Brassens (1921-1981) overleed op 28 oktober 1981. Vijfentwintig jaar geleden dus. Brassens was één van de drie grote Franse troubadours. De andere twee waren Leo Ferré en Jaques Brel. (D’accord, Brel was Belg, maar hij zong in het Frans). In 1969 draaide mijn leraar Frans (dat was niet zijn voornaam - die ik overigens nooit heb gekend -, maar het  vak dat hij onderwees), plaatjes van Franse chansonniers. Ik herinner me dat mijn klasgenote Margot hoog rood kleurde bij Brassens’ ‘Brave Margot’. Een ander ondeugend liedje: Dans l'eau de la claire fontaine.



Poort

Delfstepoort1860 De Delftse Poort is één van die door Rotterdammers betreurde bouwsels. Einde jaren dertig van de vorige eeuw was men begonnen met grootschalige aanpassingen van het Hofplein. Het achttiende-eeuwse bouwwerk van architect Pieter de Swart stond in de weg. Omdat de burgerij het wilde behouden, moest het worden verplaatst. De dienst Gemeentewerken was daar al een heel eind mee gevorderd, toen de Duitsers op 10 mei 1940 de stad in brand schoten. Het reeds op een nieuwe plek opgebouwde basissegment bleef overeind, maar werd na de oorlog verwijderd. De op het terrein opgeslagen beelden en ornamentiek werden bijna geheel verwoest.



Img_0076 Een halve eeuw later bracht kunstenaar Cor Kraat de poort terug in outline; een soort driedimensionale bouwtekening. De oorspronkelijke ornamentiek kun je er in geabstraheerde vorm in terugvinden. Bovendien zijn onder en om het staketsel de weinige uit bommenpuin onttrokken brokstukken gesokkeld.



Kopie_van_img_0279_1 De belangrijkste symbolische ornamentiek bevond zich ooit aan de stadszijde. Behalve met trofeeën was de gevel daar bekleed met een beeldengroep, samengesteld uit (kloksgewijs): Mercurius, de stadsmaagd, een allegorie van de Delftsche Schie of de Rotte en een allegorie van de Nieuwe Maas. Alleen de Nieuwe Maas, althans de geschonden kop ervan, kun je vandaag nog bewonderen. De gebeurtenissen in mei ’40 hebben er een archeologische, (neo)klassieke vondst van gemaakt. Rodin had ‘m willen hebben in z’n rariteitencollectie. (Niet echt hoor). Ik wil er binnenkort wat meer over schrijven. Wie was de beeldhouwer? Hoe zit 't met de rest van de ornamentiek, etc.



donderdag 26 oktober 2006

Stanislas

Het volgende artikel schreef ik samen met Ymkje Repko voor het oktobernummer van Blauwe Kamer, tijdschrift voor landschapsontwikkeling en stedenbouw. Een Engelse versie verscheen gelijktijdig in 'scape magazine.






Stan_13Oogverblindende saaiheid
Wie het gerestaureerde Stanislasplein in Nancy bezoekt, moet zijn zonnebril niet vergeten. De schittering van het bijna witte plaveisel en de kalkstenen gevels is letterlijk oogverblindend. De simpele vorm van het achttiende-eeuwse plein, een van de mooiste in Europa, wordt geaccentueerd door de uniforme bebouwing er omheen. De daklijsten van de omringende gebouwen zijn bekroond met klassieke beelden en attributen. De barokke gevels zijn aaneen geregen door rococo hekwerken. Ook hier blijft de zonnebril nuttig om het in de gouden rocailles weerkaatsende licht te kunnen weerstaan. Een triomfpoort en monumentale fonteinen vervolmaken het geheel. Dit plein voldoet aan de wensen van het grote publiek: dat is de kracht en tegelijk de zwakte ervan. Het is mooi, zeer mooi, maar het is er niet spannender op geworden.



Het Place Stanislas werd in 1755 aangelegd door de architect Emmanuel Héré in opdracht van Stanislas Leszczynski. Deze Poolse ex-koning was door de Franse koning Lodewijk XV aangesteld als hertog van Lotharingen. Stanislas deed de regio groeien en bloeien. Het Stanislasplein, oorspronkelijk ‘Place Royale’, verbond twee bestaande stadsdelen. Een imponerende triomfpoort verschafte toegang tot het plein, waar het hertogelijk paleis met bijgebouwen verrees; Jean Lamour ontwierp de vergulde hekwerken; de Neptunes- en de Amphitritefontein zijn van Barthélemy Guibal. Midden op het plein prijkte een ruiterstandbeeld van de koning. Tijdens de Franse Revolutie werd dit machtssymbool van zijn sokkel getrokken. Aan het begin van de negentiende eeuw plaatste men er een bronzen beeld van Stanislas, als dank voor zijn betekenis voor de regio. De hertogelijke gebouwen dienen nu als stadhuis, theater en museum.



Stan_09
Nancy’s wethouder Stadsontwikkeling, Denis Grandjean, koos voor de weg van de minste weerstand. Grandjean is net als de burgemeester van Nancy (en Jacques Chirac) lid van de ‘Union pour un Mouvement Populaire’. Deze populistische UMP ‘luistert’ naar de wensen van de stadsbewoner. Ongeacht zijn politieke voorkeur is de gemiddelde stadsbewoner conservatief als het om culturele zaken gaat. Niet verwonderlijk dus, dat restauratiearchitect Pierre-Yves Caillault de opdracht kreeg om het project uit te voeren ‘zoals het ooit bedoeld was’. Hij bracht zelfs de houten balken terug, waaraan men vroeger paarden bond. De hekwerken en sculpturen zijn zo goed gereinigd, dat ze spiksplinternieuw lijken. De keien van ruwe Kroatische kalksteen zijn met kit gevoegd tot een waterdicht plaveisel, dat onder een afschot van 5 procent is gelegd. Je moet dus een beetje ‘klimmen’ naar het standbeeld van Stanislas. Toch getuigt het van durf het plein autovrij te maken. De automobilist zal het niet leuk vinden, maar mede hierdoor ontstaat een harmonisch geheel met het belendende Place Carrière. En, inderdaad, Héré heeft dat ooit zo bedoeld.









woensdag 25 oktober 2006

Terreur

PrintpreviewHet is alweer een poos geleden, dat mij een paginagrote krantenadvertentie van de overheid opviel. Het ging over het toenemende terrorisme en de alertheid, die daarbij van de Nederlandsche Burger werd verwacht. Om jezelf kenbaar te maken als waakzame Nederlander, kon je een gratis badge bestellen met je naam erop. Het bleek geen 1 aprilgrap. Ik bestelde er een voor onze kater. Buiten Herman heb ik er nooit iemand mee zien rondlopen.



AfbeeldingVandaag trof ik voor 't eerst zo'n gemeen oranje anti-terreurding in de buitenruimte aan; in stickervorm. Op een affiche met moslimgezin in pictogramvorm had een waakzame medeburger zijn treurstickers geplakt. Behalve historische scholing, moet deze anti-terrorist - gelet op de plek waar hij de vrouwelijke genitaliën vermoedt - een biologieleraar hebben ontbeerd.