donderdag 30 november 2006

Frans Masereel

In september 1976 was de Belgische premier (Tindemans) op staatsbezoek in Beijing. Mao Zedong vroeg hoe het ging met de grote kunstenaar Frans Masereel. De premier liet de tolk antwoorden dat Masereel in goede gezondheid verkeerde. Hij verzon maar wat, wist niet dat Masereel al vier jaar dood was. Zeer kort na het bezoek, op 9 september, verwisselde de Grote Roerganger zelf het tijdelijke met het eeuwige.



De kosmopoliet Masereel heeft - behalve van vakgenoten - nooit veel waardering gekregen in 'Het Vrije Westen'. Hij werd in het Belgische Blankenberghe geboren, groeide op in Gent en is daar uiteindelijk ook begraven. Toch verkeerde hij het leeuwendeel van zijn leven - al dan niet in exile - in Duitsland, Zwitserland of Frankrijk. Zijn kunst was te politiek. Zelf denk ik dat Masereel behoorlijk naief was en zich gemakkelijk voor allerlei politieke karretjes liet spannen. Hij had een onbegrensd vertrouwen in het goede van de mens.



File0001_2 Hoewel hij ook schilderde en ooit enig plastiek heeft vervaardigd, was Frans Masereel in de eerste plaats houtsnijder. Qua inhoud, valt hij op vanwege zijn engagement. Zijn werk toont nadrukkelijk zijn pacifisme en zijn compassie met onderdrukten. Zelf houd ik het meest van zijn verbeelding van het anti-burgelijke leven en het stadsleven. En natuurlijk van zijn vakmanschap. Masereel heeft de houtsnijkunst vernieuwd. Ik kom daar nog wel eens op terug.



zondag 26 november 2006

Lijken kijken

Img_0112_1 In de Beurs van Berlage kun je de stoffelijke resten bewonderen van een aantal ex- Chinezen. Ter verdediging van de ethiek (míjn ethiek) was ik van plan hierover iets negatiefs op te schrijven. De tot partjes en schijfjes gefileerde Chinezen zullen immers vooral het op platte sensatie beluste Big Brother-publiek bedienen in hun ongezonde honger naar ranzige 'reality'.



Historisch beschouwd is er niets nieuws onder de zon. Griezelporno is van alle tijden. Tijdens diverse hoogtepunten in de geschiedenis van menselijke beschavingen heeft men op dit thema gevarieerd. In het Westen werd naar hartelust gekruisigd, geradbraakt en gevierendeeld. In het Oosten werd men in 'duizend stukjes' gesneden. Onthoofden en ophangen is in alle windstreken altijd populair geweest. Ik wil hier nu niet teveel over uitweiden, maar feitelijk kreeg het gemene volk voldoende kansen om de overblijfselen van de afgeslachte medemens uitvoerig van binnen en van buiten te bestuderen. Gelukkig is dat ook vandaag nog mogelijk. Ik noem slechts het Midden-Oosten, Darfur, Irak, Afghanistan.



Het getrancheerde lichaam is natuurlijk ook altijd binnen wetenschappelijke kaders van belang geweest. En waarom zouden alleen studenten in de medische wetenschap kennis mogen nemen van foetussen in wekpotten? Natuurhistorische musea behoren ook tot míjn favorieten.



Geme003haag01ilp271b Toen ik negen was, bezocht ik met mijn vader de Haagse Gevangenpoort. Het was mijn eerste kennismaking met Vaderlandsche Geschiedenis. (Destijds werd nog onderwezen in de geschiedenis; dat gebeurde vanaf de vierde klas Lagere School). Ik hoorde toen van de broers De With. Nadat de broers vakkundig waren opengesneden en uitgebeend, verzamelde het 'grauw' (pre-Big-Brother-publiek) botjes, beentjes en organen als trofeeën, of om als reliek te verkopen.



Mijn biologieleraar op de MULO plaatste een van plastic vervaardigd torso voor de klas. Hart, lever en nieren kon je eruit nemen en erin terugplaatsen. Dat was verdomd interessant. De school bezat ook een plastic geraamte. Daar werden wel eens grappen mee uitgehaald. Op de kunstacademie hadden we een écht geraamte, volgens een docent het residu van een Parijse prostituée.



Kritiek op de expo in Amsterdam is evident. Waar komen die lichamen vandaan? Zijn het geëxecuteerden? Wat, als een Chinese toerist in Amsterdam zijn opa herkent? Etc. Ik ga waarschijnlijk niet naar die Berlage-Bodies. Maar inmiddels heb ik hier en daar wat gelezen, plaatjes en filmpjes bekeken. Ik geloof nog steeds dat veel sensatie-beluste mensen er naar gaan kijken. Maar toch ook krijg ik de indruk dat men, eenmaal ter plekke, een uiterst realistisch beeld van de menselijke fysiek krijgt. De lichamen lijken 'dingen' geworden: alsof je de 'ingewanden' van machines bekijkt.



dinsdag 21 november 2006

Flaubert's portret (2)

Het 'portret van de jonge Gustave Flaubert' (volgens de veilingcatalogus), goed voor een bod tussen 40.000 and 60.000 euro, is afgelopen zaterdag niet verkocht. Amerikaanse musea en het Musée d'Orsay toonden eerder belangstelling, maar vonden aanschaf uiteindelijk te riskant. Of de man op de daguerreotype werkelijk Flaubert is, wordt door experts betwist. Het onderzoek gaat verder.




maandag 20 november 2006

Volledig

Img_0095_1 De tentoonstelling over Henry Moore in de Rotterdamse Kunsthal, betreft een overzicht van zijn werk in samenhang met architectuur. Je krijgt niet gauw de kans om zoveel monumentaal werk bij elkaar te zien van een genius als Moore. Mijn mond viel open van verrukte verbazing. Een paar uur walste ik tevreden rond de voluptueuze, antropomorfe, of op reuzenwervels lijkende bronzen met groene-, gele en rode patina's.



Img_0092 Een gat is ook een vorm oordeelde Moore. Een beeldhouwer moest zich volgens hem voortdurend bezighouden met de 'volledige' ruimtelijke vorm. Hij liet zich inspireren door kiezels bijvoorbeeld, die - ook al passen ze in de holte van je hand - monumentaal van vorm kunnen zijn. Ook keek hij naar de houtbewerkers van West-Ierland (Oceanië). Deze kunstenaars kerven zoveel weg uit een stuk hout, dat de holle ruimten die hierdoor onstaan, medebepalend zijn voor de vorm van het totale object.



Kopie_van_1272779_img Natuurlijk besteedt de Kunsthal aandacht aan het bakstenen wandreliëf voor het Bouwcentrum (1955), een werk dat zelfs bij Rotterdammers behoorlijk onbekend is. Behalve enkele levensgrote fotowanden, die mede de sfeer in de ruimte bepalen, zijn er kleine (brons)modellen en vitrines met ontwerpen, foto's en correspondentie. Moore had het vaak moeilijk met architecten. Zijn wand aan het Bouwcentrum is aangebracht aan de noordzijde, in plaats van de zuidzijde. Schaduwen spelen een belangrijke rol in Moore's werk. In Rotterdam zijn wel schijnwerpers aangebracht, maar die werpen altijd dezelfde schaduw. Met de architect Pei kon hij goed opschieten. De beeldhouwer en de architect selecteerden in goed overleg reeds bestaande objecten voor vier van Pei's gebouwen in de V.S.



Img_0105 In een van de vitrine's tref ik een paar foto's aan van de opstelling destijds in het Amsterdamse Stedelijk, waar de voorlaatste grote Moore-tentoonstelling in Nederland plaatshad. En ik zie opeens de waarde van Koolhaas' Kunsthal. Je kunt die geniale objecten hier blijkbaar moeiteloos op volmaakte wijze parkeren. Hoewel museumdirecteur Sandberg destijds zijn nek uitstak om grote kunst het land binnen te smokkelen, lukte het hem kennelijk niet altijd deze ook goed neer te zetten. Ach, toen ging het nog om de schok van het nieuwe. Die schok keert niet terug, maar het genot blijft. De tentoonstelling duurt nog tot 18 januari.



De Kunsthal



Henry Moore Foundation



donderdag 16 november 2006

Pei

Ieoh Ming Pei is in Europa vooral bekend om de laatste belangrijke uitbreiding van het Louvre: 'De Piramide'. Pei is een beroemde 'ABC' (American born Chinese)."ABC's hebben een niet te onderschatten invloed op het huidige economische en culturele klimaat in China". Aldus mijn vriendin, net terug van een door haar geleide architectuurreis naar Beijing en Shanghai.



Pei_1Pei (89) heeft niet veel in zijn geboorteland neergezet: een (mede) skylinebepalend gebouw in Shanghai en een bankgebouw in Hongkong. Suzhou, een ruim tweeduizend jaar oude zijdestad, ligt op twee uur van Shanghai. Begin vorige maand werd daar het door Pei ontworpen nieuwe historisch museum geopend.



maandag 13 november 2006

Tramtunnel

In het blad Blauwe Kamer verscheen vorig jaar mijn recensie van Het Souterrain ofwel de Haagse Tramtunnel. Het artikel is zojuist opnieuw geplaatst in 'scape, the international magazine for Landscape Architecture and Urbanism.



The Hague: Underground well-being in 'tramtunnel'



The centre of The Hague had to wait a long time for Het Souterrain. Almost twelve years. The municipal council of The Hague had to swallow a cost-exceeding of one hundred per cent in order to solve problems like leakages. But the result is well worth the wait. Het Souterrain represents a perfect fusion of form, function and content. The underground extension of The Hague has now passed a crucial station on its way to the ‘layered city’ - the urban planning ideal of the designer of Het Souterrain, the renowned Dutch architect Rem Koolhaas.





Down-to-earth city-dwellers ignore official titles and think up their own nicknames for the buildings in their city. The rather posh-sounding Het Souterrain was immediately rechristened the tram tunnel by the people in The Hague. Besides being hardly original, this name does no justice to the building, because the project contains not only the tunnel but it also has two tram stations, an underground car park and numerous facilities to make a short subterranean stay more pleasant.





Persistent leaks from an underground stream held up work for two whole years. The solution to this anticipated, but probably underestimated, problem cost the lion’s share of the budget exceedance of more than one hundred million euros, Because of the many years’ setback and the notion that underground tramways and car parks are, by definition, bare and unwelcoming, you might no longer expect it but now that Het Souterrain is in use it is a pleasant place to park and catch a tram.





In Koolhaas’ view, you can see Het Souterrain not only as part of the infrastructure but also as a building project. In addition to the pragmatic functionalism that Koolhaas is known for, an atmosphere of well being and safety has been aimed for. In the future, similar constructions must serve the city from ‘beneath’. Without these additions, the centrally located buildings would not be able to work. As early as the beginning of the nineties, Koolhaas was making pronunciations about a city centre in The Hague made up of layers. The Hague is wedged in between the sea, the Amsterdam-Rotterdam motorway and the surrounding urban areas and can only expand its centre upwards, in fact, and now also downwards. A central ring road should link a number of ma underground car parks, and there must be an under ground feeder road to supply office buildings and department stores.





6_1000057_img Koolhaas is the name most closely associated with Het Souterrain project. To some extent this is correct. The typical Koolhaas solutions can be discerned every where. We see his ‘usual unconventionalities’ like crooked columns, contrasting use of material and easy stairways. The bare concrete and the exposed pipes and cables all reflect Koolhaas’ style. Everything is open, everything is transparent and everyone may see how it is made. For experts in the building trade such exhibitions of the forces of pressure and tensile strength must represent a feast of recognition.





But the project has not only Koolhaas’ signature on it. The design had been submitted by Koolhaas’ OMA office in the 1990s, and their colleague Rob HiIz had been involved in the project from the beginning. In 2000 he started his own bureau LAB-DA, and he supervised the execution of the project, in consultation with OMA.





2_1000034_imgAlthough, at first sight, Het Souterrain might look like ‘typical Koolhaas’, Hilz is simply no inferior imitator and he should be given all credit for the finishing touches, which determine this building’s strength of aesthetic attraction to a significant degree. Due to the delay caused by the water problems, HiIz was given extra time to consider improvements to the original design. He paid a great deal of attention to the atmosphere which the various materials can evoke and he has let them contrast with each other in a light-hearted way. He did not hide the rough concrete diaphragm walls along the platforms behind plastic sheets, but literally put them in the spotlight by illuminating them from below. The result is cavernous but without turning into fairy-tale kitsch. With the contrast created by the ‘warm’ hardwood floor on the platforms, the entire effect is almost cosy and this certainly contributes to the aura of safety underground.





Every opportunity has been taken to connect the height and breadth of the space physically and visually with other segments of the tunnel programme. Tram travellers can gaze at the sky above The Hague through the glass wails of the car park. There are no pillars in the garage so that it is impossible for unsavoury customers to surprise unsuspecting car owners. There are as few pillars as possible in the lower levels as well; this has been made possible by hanging up floors and stairs in the higher levels on steel tension members and by diagonally constructed pillars, which disappear in the walls lower down.





7_1000010_img The subterranean bamboo plants with light sculpture, the permanent exhibition of archaeological finds and the possibility of changing graphic exhibitions are all refreshing ideas. The bamboo is in the centre of a small roundabout in the underground car park. The light sculpture above the bamboo is made up of 150 fluorescent tubes in three colours which create the illusion of daylight. At Grote Markt station there is a changing exhibition of posters in illuminated cases. These cases are hung on a rail and, if required, they can be shunted to a separate area where the posters can be replaced. The floor showcases in the platform of Grote Markt station are not really a novelty, but they are still amusing. The archaeological finds on display here were discovered during excavation.





Less stereotypical of OMA is Het Souterrain’s ease of use. Everything is focused on making the area as practical and as pleasant as possible for the user. This is in contrast with the tantalising nature of the Kunsthal in Rotterdam with its concealed entrance and ankle breaking stairs. Granted, there are lazy steps in Het Souterrain but this time they are so broad you can climb them without abnormal hops, steps and jumps. The Hague has finally found an architectural acquisition the city may be proud of. It is welcome to it although it is a somewhat bitter truth that this costly construction has no influence at all on the always inconsistent city silhouette of The Hague. Only one modest wrinkle in the pavement on Grote Marktstraat betrays the spot which has an underground tram stop below it.





Evert Pronk











































zaterdag 11 november 2006

Post mode

Kopie_van_img_0016 Type vamp geflankeerd door coole tweeling. Dit duo is zojuist, na veertig jaar winterslaap, uit hun diepvrieskist gelicht. Zij weten nog niet dat de tijd niet heeft stilgestaan. Hun hoofden lijken weggeknipt van de voorbeeldfoto’s uit de herenkapsalons van 1967. In 1967 werd ik veertien. Ik had óók zo’n hoofd: precies zo’n scheiding, net zo’n bril en verdomd ja, óók zo’n baardje. Maar dát was niet echt; op het matte papier van mijn pasfoto had ik met een B4-potlood mijn kaken behaard, zodat ik ouder en interessanter werd.



Bij kritischer beschouwing blijkt de vamp een vampíer; zij mist immers een volwaardig spiegelbeeld en als ze lacht, zal ze zeker vier blikkerende, puntige hoektanden ontbloten. Rechtsonder heeft een van haar slachtoffers nog geprobeerd een boodschap te schrijven. Met zijn eigen bloed natuurlijk.



donderdag 9 november 2006

China

Kopie_van_img_0072_1 Hoera ik ga weer naar China! Vorig jaar oktober bezocht ik Oost-Tibet en reisde vandaar per bus en per trein via Chengdu naar Beijing. Artistiek hoogtepunt was voor mij de kunstenaarswijk Dashanzi, waar ik sprak met de kunstenaars Song Dong, Feng Yan en Gao Zhen. Was mijn bezoek vorig jaar verkennend en passief, voorjaar 2007 ga ik er aan het werk.



Mijn vriendin organiseert al jaren kunst- en cultuurreizen naar China, in het bijzonder naar Tibet. Van origine landschapsarchitect, besteedt zij veel aandacht aan de Tibetaanse stedenbouw en de cohesie daarvan met de landschappelijke omgeving. Sinds vorig jaar richt zij zich ook (weer) op hedendaagse Chinese architectuur, de wisselwerking met occidentale architectuur en de vestiging van Europese en Amerikaanse architecten in China. Zojuist heeft zij een succesvolle architectuurreis afgesloten naar Beijing en Sjanghai. Momenteel overleg ik met haar hoe we het komende jaar reizen gaan organiseren voor kunst- en architectuurliefhebbers. Het zwaartepunt van mijn inbreng zal op het gebied van de beeldende kunst liggen.



Onwesters

Img_0002_1 Enkele jaren geleden koos ik voor de Leidse Universiteit omdat daar bij de studie Kunstgeschiedenis, relatief veel aandacht zou zijn voor niet-Westerse kunst. In de praktijk valt dat wat tegen. Wel brengen prof. Kitty Zijlmans en dr. Helen Westgeest de hedendaagse mondiale kunst uitgebreid voor het voetlicht. Maar historisch is er weinig. Ook nu stelt het aanbod - maar wellicht óók de vraag - enigszins teleur. Met een bescheiden groepje van de Leidse Kunsthistorische Vereniging maakte ik afgelopen dinsdag een wandeling door de afdeling Oceanië in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Behalve uit twee jonge studenten, bestond ons gezelschap uit vijftigers en zestigers. Dr. W. Van Damme, sinds een tijdje verbonden aan het Kunsthistorisch Instituut, om niet-Westerse culturen te belichten, leidde ons rond.











Westerse kunstenaars komen vanaf het begin van de vorige eeuw in de ban van Afrikaanse kunst. Picasso’s ‘les demoiselles d’Avignon’ uit 1906 is hiervan het bekendste voorbeeld. Volgens Van Damme zijn Oceanische kunstvoorwerpen pas later de fantasie van Westerse kunstenaars gaan prikkelen. Hij noemt Max Ernst en Henry Moore.





Ethnografische musea ontstaan in het Westen tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw. Veel wordt verkregen door priesters, die in ruil voor de Blijde Boodschap, met voorouderbeelden en maskers naar het moederland terugkeren. Iconografisch onderzoek is er niet; aandacht voor individualiteit ontbreekt volledig. De Leidse antropoloog Adriaan Gerbrands is de eerste wetenschapper die rond 1960 in Nieuw-Guinea (Irian Jaya) op zoek gaat naar de individuele kunstenaar.





Bijgaande foto betreft voorouderbeelden uit een cultushuis uit Abelon, Irian Jaya. Dergelijke beelden worden op een geheime locatie door ingewijden vervaardigd, alvorens te worden ondergebracht in het desbetreffende compartiment. Een cultushuis bestaat uit meerdere achter elkaar gelegen segmenten. Al naar gelang hun leeftijd of status zijn de mannen van Abelon gemachtigd bij initiaties dieper in het huis door te dringen. Na de riten, zijn de beelden overbodig geworden en laat men ze wegrotten in het woud. De beeldengroep in het museum werd overigens in de jaren negentig door Abelon te koop aangeboden en voor het museum verworven. In dit geval vond verscheping niet eerder plaats voordat van elk onderdeel niet alleen de betekenis, maar ook de maker bekend was.



Overigens vindt de laatste jaren een significante aandachtsverschuiving in de hedendaagse mondiale kunst plaats, ongetwijfeld mede veroorzaakt door tentoonstellingen als ‘Les magiciens de la Terre’ (Parijs,  1989) en de Documenta 11 (2002).





(Nou, ik heb wat problemen met de techniek. Het lukt me niet om de boel in alinea's te verdelen. Komt later wel goed. Zal dan ook nog wat interessante links erbij zetten).







dinsdag 7 november 2006

Klein's kwasten (2)

Van een performance over de 'anthropométries' zijn via Google beelden te vinden. Het commentaar bij de filmfragmenten is van kunstcriticus Pierre Restany. Klein's muzikale compositie 'Symphonie monoton silence' werd tijdens de performance uitgevoerd. Zonder Klein's medeweten werd de film ingekort en de geluidsband gewist en van andere muziek voorzien.



File0001_1



Filmfragment



Geluidsfragment



maandag 6 november 2006

Klein's kwasten

Ik herinner me een wat oudere docent op de Rotterdamse kunstacademie. “Yves Klein gebruikte meiden als kwast; ingesmeerd met verf liet-ie ze in hun blote kont over het linnen rollen! Dat is geen kunst!” oordeelde hij. “Maar,” voegde hij daar relativerend aan toe, “ik had ‘m graag geholpen z’n kwasten schoon te maken”. Dat was in 1972. Klein was toen al tien jaar dood.



Kopie_van_afbeelding_357 De afgelopen maand gestarte expo over Yves Klein met als ondertitel ‘corps, couleur, immatériel’, loopt tot 7 februari 2007 in het Centre Pompidou. Curator Camille Morineau presenteert Klein op voorbeeldige wijze: overzichtelijk en informatief. De objecten zijn op een prettig gedoseerde manier over de zalen verdeeld, met beklemtoning van Klein’s befaamde blauw, gedeponeerd onder de merknaam ‘IKB’.



Toen hij op z’n vierendertigste stierf, was Klein slechts acht jaar productief geweest. Hij was zo’n kunstenaar die zijn eigen mythe creëert. Hij wilde opvallen en dat lukte hem ook. Het meest bekend zijn de performances met in blauwe verf gedoopte meisjes. Toen hij kort voor zijn dood in New York wilde doorbreken, werd hij daar slecht ontvangen. Critici zagen hem als nep-Dalì, collega’s als Rothko keken op hem neer. Maar Klein was geen charlatan. Hij had dat beetje theater gewoon nodig om niet onopgemerkt te blijven. Misschien wist hij ook wel, dat hij weinig tijd had. Hij leefde snel, gebruikte amfetaminen. Dat kan een mensenhart slecht verdragen.



Klein Ook nu nog is zijn werk confronterend. In de belendende ruimte in Pompidou is de tentoonstelling over Robert Rauschenberg. Leuk om te zien. Maar Rauschenberg’s objecten zijn niet meer dan drie-dimensionale (kunst)historische plaatjes. Letterlijk verbleekte plaatjes bovendien. Klein’s ‘IKB’ zindert ook nu nog, blijft plakken op je netvlies, nestelt zich in hart en hersenen.



De tentoonstelling



De kunstenaar



Het blauw



zaterdag 4 november 2006

Siebold

Leiden_047 De negentiende-eeuwse Duits-Nederlandse diplomaat Von Siebold verzamelde tijdens zijn langdurige ambtsperiode in Japan gebruiks- en kunstvoorwerpen en exemplaren uit de Japanse flora en fauna. Voor het tekenen en aquaraleren van topografische kaarten, landschappen maar ook het weergeven van moeilijk te conserveren dieren als visssen, had hij een speciale medewerker in dienst: Kawahara Keiga. Een van de prachtigste voorbeelden van Keiga's werk is ondergebracht in de 'schatkamer' van het Sieboldhuis. De aantekeningen zijn van Siebold.



Het Sieboldhuis



Masa Ariyoshi

Kopie_van_leiden_026 Vandaag was ik in het Sieboldhuis in Leiden voor de tentoonstelling ‘Een Japanse in Nederland, de schilderkunst van Masa Ariyoshi’. Curator Louk Tilanus, die met Ariyoshi (1948-1999) was getrouwd, ken ik als docent van mijn studie kunstgeschiedenis aan de Leidse universiteit. Behalve voor de inrichting van de retrospectieve expo, zorgde hij voor een liefdevolle uiteenzetting over Ariyoshi’s werk onder dezelfde titel als die van de tentoonstelling (ISBN 90-7859901-4). Het hiernaast afgebeelde brons is van Aart Schonk.



Leiden_014_1 Ariyoshi kwam op haar zestiende naar Nederland. Haar Japanse wortels en haar opleiding van 1966 tot 1972 aan de Rijksakademie in Amsterdam, versmolten haar oeuvre tot een hybride karakter. Haar thema’s - landschap, interieur, stilleven, portret - zijn Nederlands; haar composities, lichte toets en zachte kleurgebruik, eerder Japans. Tilanus: “Haar werk heeft zijn wortels in de in de figuratieve traditie van de Rijksakademie waar geleerd werd dat een schilderij in de eerste plaats een samenhangend geheel moet zijn. Zij is een ‘schilders’ schilder’: hooggeschat onder collega’s omwille van de doordachtheid waarmee ze haar werken opbouwde”.



Leiden_029 Haar methode kenmerkt zich door flink terpentijngebruik, waardoor een pastelachtig coloriet ontstaat. Die pasteltinten waren tijdens de laatste decennia van de voorbije eeuw in het Westen minder gebruikelijk. In die gladheid detoneren pasteuze details en vlakken.



Leiden_045_1Wat is dat nou toch, die verschillen in Oosterse en Westerse opvattingen? Wat is nou typisch Oosters, of Westers? Tilanus interviewde twee van Ariyoshi’s vroegere docenten. Uit die vraaggesprekken komt naar voren dat zij de adviezen van haar begeleiders, weliswaar ter harte nam, maar toch op eigen (Japanse?) wijze uitvoerde. Het was niet gewoon het recalcitrante gedrag van een jonge eigengereide studente, maar meer een andere - inherente - manier van kijken. Met een diplomaat als vader is Ariyoshi opgegroeid in een kosmopolitisch milieu. Haar werk brengt je in verwarring: je meent Monet, Matisse en Moriandi te herkennen, maar dan in een Oosterse setting. Paradoxaal is in dit geval natuurlijk het japonisme aan het einde van de negentiende eeuw. Het Japanse gevoel voor reductie heeft onmiskaar de Westerse 'moderne' kunst beïnvloed.